woensdag 12 augustus 2020

Chronisch vrij

Het is vakantie in NL en dat is overal te merken. En hoewel de meesten lijken te kiezen voor een paar weken in eigen land, wordt er uitgebreid en enthousiast over gesproken. Ik ontkom er ook niet aan. "En jij, ga jij nog weg?" "Nou nee, ik kan niet op vakantie". "Maar je bent toch altijd vrij?"

Au. Dat komt wel even binnen. Ja, als je het zo bekijkt, heb ik altijd vakantie. En kan ik weg wanneer ik wil. Ik heb geen baan die me tegenhoudt. Maar ik heb ook niets waarmee en waardoor op vakantie gaan mogelijk is voor mij. Ik noem het daarom liever chronisch vrij. Het voelt ook meer als een aandoening dan als de vrijheid die veel mensen denken dat ik heb. Ik werk niet om een reden. Of eigenlijk, een heleboel redenen. Omdat ik dat doodgraag zou willen, maar echt niet kan. Omdat het volhouden van een normaal dagelijks leven al teveel voor me is en ik daar al hulp bij nodig heb. Ik schaam me kapot als ik dat moet uitleggen, want daarvoor voel ik me nog veel te jong, maar het is wel zo.
Ik heb een dagtaak aan "bestaan" en als ik af en toe iets extra's doe, omdat dat zo leuk is en daarom ook heel belangrijk, moet er ergens ook iets af. Dan kan iets anders niet. Het kost me dagen extra pijn en vermoeidheid en ik moet herstellen met extra rust. Maar dat vind ik lastig, oneerlijk zelfs. Ik loop steeds tegen mijn grenzen aan, zowel psychisch als lichamelijk. Het is me nog niet gelukt een evenwicht te vinden dat ik voldoende zinvol, haalbaar en toch leuk kan vinden.

Ik snap het wel hoor, het idee van elke dag vakantie. Afscheid nemen van je werk en dan alleen maar leuke dingen doen. Maar leuke dingen kosten geld. En energie. En moeite, kracht, aandacht. Als je dat allemaal hebt zou ik zeggen: geniet ervan. Maar zelfs dan durf ik te wedden dat je op een gegeven moment toch terugkomt omdat je dingen mist. De uitdagingen die je werk je bood, problemen oplossen, gesprekken met je collega's, 's avonds lekker moe zijn in je hoofd, iets te doen hebben, het gevoel hebben iets bij te dragen en verdergaan waar je gebleven was. Precies die dingen mis ik dus al jaren. Ik heb nooit een afscheid gehad. Na wat over en weer gemail (in het begin nog werkgerelateerd), is het contact dat ik met een paar collega's had, stilgevallen. Zelfs mijn manager ging buiten beeld; er was alleen nog de externe arbeidsdeskundige. Van alles dat ik heb gedaan, bijgedragen, achtergelaten, lijkt niets meer over. Alsof daar nooit een Vera is geweest. Dat doet zeer. En dat heeft heel weinig met vakantie te maken.

zondag 26 juli 2020

EerlIk

Het wordt vaak gezegd van autisten en ook voor mij is het waar: ik ben ontzettend eerlijk. Maar ook een beetje té. Sinds ik weet dat ik anders ben ("atypisch"), herinner ik me steeds meer situaties waarin die eerlijkheid zorgde voor vreemde, onduidelijke en soms ronduit gênante situaties.

Met Grote Boze Ex bijvoorbeeld.
(Ik mag hem eigenlijk niet zo noemen; hij is verantwoordelijk voor zo'n 90% van mijn trauma-narigheid, die na 3 intensieve maandenlange behandelingen nog onverminderd aanwezig is en gelukkig nu redelijk onder controle met medicatie.)
Met Grote Boze Ex kreeg ik eens zomaar ruzie over de uitzet van een niet-bestaande baby. Uit het niets vroeg hij hoe belangrijk ik traditie vond, zoals spullen uit de familie. Want zijn toekomstig nageslacht moest en zou in het houten kribje waar al drie generaties in hadden gelegen. Waarop ik zei dat die van Ikea waarschijnlijk comfortabeler, schoner en praktischer waren en vermoedelijk minder houtworm bevatten. Hij was behoorlijk pissig (en gelukkig in het openbaar).

Niet veel later verliep de ontmoeting met zijn ouders ook niet prachtig. Moeder Ex vroeg al snel of ik van kinderen hield. Ze overviel me zo met haar vraag dat enige tact niet meer mogelijk was. Dus ik antwoordde: "Nou nee, eigenlijk heb ik er best een hekel aan." "Ook kleine kinderen?" "Ja, die vooral, die zijn zo vies!" Waarna ze me vertelde dat de zus van Ex met haar tweejarige zoontje zo zou komen. Een lange, pijnlijke stilte was het gevolg. Het zou daarna niet meer goedkomen tussen ons.

Schoonouders zijn altijd heel eng voor mij geweest. Ze willen van alles weten en ik wil zo graag aardig gevonden worden, dat ik door de stress vaak juist de verkeerde dingen zeg. De eersten, van mijn jeugdliefde, waren op zich heel vriendelijk, maar ik kon van de zenuwen geen normaal gesprek met ze voeren. Zijn moeder had een appeltaart gebakken. Best lekker, tot ik er een haar in vond. En mijn primitieve, erg eerlijke reactie het overnam. "Gadverdamme!" riep ik, "er zit een hele haar in!", terwijl ik er langzaam aan trok om hem eruit te halen. Lang, blond, gekruld; duidelijk van zijn moeder. No way dat ik dat stuk nog op ging eten! Achteraf zie ik pas hoe lullig mijn reactie was, zeker nadat ik geen ander stuk wilde "omdat daar ook haren in kunnen zitten".

Wie eerlijkheid belangrijk vindt, heeft aan een autist een hele goeie. Maar tact zit niet altijd bij dat pakketje inbegrepen.

zaterdag 25 juli 2020

AutIkme

Ik ben gewoon heel geordend. Dacht ik. Ik ruim gewoon graag op een logische manier op. Ik ben gewoon graag bezig met systeempjes, met samenvatten, met handige dingen bedenken. Ik zet gewoon graag spullen netjes neer. Ik let goed op wat anderen doen en hoe; dat neem ik over. Want ik voel me graag "gewoon". Ik word rustig van orde en ben heel sfeergevoelig. Van mij hoeft de radio of de tv niet aan. En ik ben vast niet de enige die enorme angst heeft om iets te zeggen in een vergadering. Maar misschien ben ik wel de enige die gesprekken voorbereidt in haar hoofd, met allerlei wendingen erbij, zodat het er later vloeiender uitkomt. Ik hou van duidelijkheid. Straks of zometeen zegt me niets: over hoeveel minuten bedoel je? En als ik iets beloof, kom ik het letterlijk na. Andersom verwacht ik dat ook. Niet half of ongeveer. Wat ik zeg, bedoel ik precies zo. Niet met iets erachter, geen verborgen boodschap. Gewoon, precies zoals ik zeg.

Niet dus. Twee jaar geleden - op mijn 38e - bleek ik een vorm van Autisme te hebben, die vroeger Asperger werd genoemd. En met terugwerkende kracht ben ik dus helemaal niet zo gewoon. Mijn hersenen werken anders, ze zijn anders bedraad en daardoor kost het verwerken van informatie en het leggen van verbanden mij veel meer tijd en energie dan "gewone" mensen. Ik krijg alles op 6 kanalen binnen (hoewel dat wisselt natuurlijk) en bepalen wat belangrijk is, kost moeite. Maar in al die jaren heeft niemand dat gezien. Ik zoek patronen, overal waar ik ben. Als kind al in stoeptegels als ik even moest wachten. Als volwassene ook en ik kan me er oprecht aan storen als iemand een draad op het dak heeft vastgezet en dan eenmaal niet het juiste aantal dakpannen tussenruimte heeft gehouden. Ik leg mijn spullen recht en logisch neer, afwas wordt direct afgespoeld en in de machine gedaan, ik heb spullen en shirts in even aantallen en mijn kleding is geordend naar warmte, materiaal en vervolgens op kleur (ja, zoveel kleding heb ik dus). Als het ergens druk is, wil ik vluchten. Zonder oordopjes en rustgevende medicatie ben ik al snel niet meer aanspreekbaar. Met mijn lijf ben ik onhandig. Met mes en vork eten kan ik nog steeds niet: ik wissel af zodat ik allebei met rechts gebruik. De gymjuf kwam eens naast me lopen met het commentaar "wat ren jij raar". Zonder uit te leggen hoe ik dan wél moest rennen. En ik stoot me regelmatig. Maar daar heeft ook nooit iemand naar gevraagd. Blijkbaar is het allemaal niet opgevallen.

Ik heb WO niveau en heb na het gymnasium een universitaire studie afgerond. Ik heb ook op dat niveau gewerkt. De middelbare school was qua lessen relatief makkelijk. De tijd ertussen lastiger. Mijn bijbaantje als caissière was een mazzeltje: het was in de avond, toen supermarkten pas net na vijven open bleven. Heerlijk rustig. Op de uni had ik amper colleges, het was vooral zelfstudie en dat heeft ook veel gescheeld. Bijbaantjes waren net te doen. Later op mijn werk werd ik gek van de stress als ik moest overleggen of als de telefoon ging, maar dat heette onzeker. Doordat ik mezelf constant stoerder voordeed dan ik was, werd mijn enorme onderliggende angst gelukkig niet opgemerkt. En dat ik het af en toe niet meer kon overzien, evenmin. Ik werkte keihard om "gewoon" te zijn: een dagelijkse dubbeltaak. Heel lang was dat nog net genoeg. Maar als ik op mijn lichamelijke klachten niet was uitgevallen, had het niet lang geduurd voordat de stress de strijd zou winnen.

Pas nu ik een in Autisme gespecialiseerde begeleidster heb, leer ik wat "mijn" Autisme precies inhoudt en dat is verrekte confronterend. Ze komt zoveel mogelijk aan huis en is nauw betrokken bij wat ik doe. Dus weet ze precies de vinger op de zere plek te leggen. Ik leer van haar veel meer dan van de modules bij de GGz, die ik uiteraard gevolgd heb. Sinds een paar weken ben ik bijvoorbeeld bezig mijn woonkamer te veranderen en dat vindt zij wel erg snel gaan. Ze linkt mijn enorme vermoeidheid van de afgelopen weken daaraan en zegt dat ik er voorlopig mee moet stoppen. En dat voelt zó oneerlijk. Want een ander kan dat wél. Gelukkig staan er alleen nog een paar lampen op de planning. Ze gaat het me binnenkort uitleggen. Eerst moet ik uitrusten. Ik zit nu op een hele fijne plek die speciaal daarvoor bedoeld is. 4 dagen rust, niets doen en niemand hoeven spreken. Heerlijk.

Tot gauw!

zaterdag 27 juni 2020

Nietgezel

"Heb je een vriend?" Op zich een logische vraag van een nog onbekende man. Helaas bij mij één zonder logisch antwoord. 'Nee, ik heb geen vriend. Tenminste, niet in de zin van een partner.' "Dus je bent vrijgezel?" 'Nou nee, ik ben niet beschikbaar of op zoek.'

In tegenstelling tot wat veel mensen - en ik vroeger ook - denken, bestaat daar nog een heleboel tussenin, een partner ja of nee. 'Ik heb twee liefdes en dat vind ik wel genoeg.' Voor mij zegt dat alles, maar mijn gesprekspartner snapt er weinig van. En bedenkt dan: "O, dus je bent polygaam?" Ineens komen er lichtjes in zijn ogen, de interesse neemt merkbaar toe. Dat klinkt spannend! 'Nou nee, ik zei toch net dat ik geen partner heb?' Er zijn twee mannen in mijn leven van wie ik oprecht hou en die heel dichtbij mogen komen. Als enigen. Voor een kus of een knuffel. Maar verder niet. 'Ik denk dat ik aseksueel ben.' "Ach welnee, dat kán niet..." En dan moeten er ineens telefoonnummers worden uitgewisseld. Wat dus écht niet gaat gebeuren. Ik was toch duidelijk genoeg?

Niet lang geleden kwam ik erachter dat ik aseksueel ben. We dachten dat het door trauma kwam, maar ook na al die therapie: het bleef. Ik heb uit mezelf geen behoefte om iemand te bespringen. Om overal aan dat lijf te gaan zitten. Maar het spel van flirten en verleiden, het glimlachen en wegkijken, dat vond ik vroeger wél ontzettend leuk. En een kusje kon er ook nog wel vanaf. Maar alles daarna hoefde van mij niet zo. Dat moeilijke gefrut en gewrijf van onderdelen tegen elkaar aan, dit moet hierin en dat zit daar, zo ingewikkeld, onpraktisch en stiekem best wel vies. Liever blijven hangen in die onschuldige fase van handen vast huppelend over straat en af en toe een kusje stelen. Ik heb gewoon geen zin in al die blote lichaamsdelen!

De volgende keer dat deze vriend-vraag komt, heb ik mijn antwoord klaar. 'Nee, ik ben gestopt. Ik ben nu niet-gezel.'

woensdag 13 mei 2020

Handsfree

De anderhalve meter samenleving. Een flinke onderlinge afstand en al zeker geen handen geven, drie zoenen of innige knuffels bij de begroeting. Wat een heerlijkheid! Van mij mag het zo blijven; ik houd niet van dichtbij. Het is ook nergens voor nodig, dat kleffe gedoe. Waarom moeten we per se lichaamsdelen tegen elkaar aan wrijven, terwijl we elkaar ook al hebben aangekeken én "hallo" hebben gezegd? Is dat niet een beetje dubbelop? Of strikt genomen, trippelop?

Misschien ben ik er wel te autistisch voor, maar ik kan er werkelijk met mijn atypische brein niet bij. Handen geven vind ik al vervelend, vaak erg in mijn ruimte maar vooral vreemd. "Alstublieft, hier heeft u mijn uitgestrekte vingers en daarna wil ik ze terug." Waarom? En nu, de gestrekte arm van beide partijen opgeteld is al zo ongeveer 1,5 meter, dus heláás geen ruimte meer om handen vast te pakken. Verder, hoe weet ik of die ander wel zijn handen heeft gewassen na toiletbezoek? En meestal doet het ook nog pijn (TOS, een vorm van RSI): de ander knijpt en ik knijp terug (au) of ik laat me fijnknijpen (ook au). En dan dat gelebber, die drie zoenen, vreselijk! Een jeugdtrauma dat me altijd bij zal blijven.

Vroeger moest ik als klein meisje al op verjaardagen de hele kamer rond, álle ooms en tantes feliciteren en als ze oud genoeg waren ook nog eens neven en nichten, met een hand geven EN 3 zoenen op de wangen. Een vreselijk, veel te dichtbij en behoorlijk viezig ritueel. Maar het hoorde erbij, dus deed ik het braaf. Iedereen kuste over de plekken van de ander heen, waardoor ze eigenlijk ook elkaar weer kusten, keer op keer. De familie hield een kwijlfestijn en had er geen idee van hoeveel bacterieën en potentiële ziektekiemen daarmee werden uitgewisseld.

Niemand leek zich bewust van de hoeveelheid rondgaand slijm en niemand leek het hele proces erg te vinden. Behalve ik. Ik moest daarna nog uren bij die verjaardag zijn, terwijl ik eigenlijk zo snel mogelijk thuis mijn handen en wangen had willen ontsmetten. Iew, allemaal speeksel en lippenstift (dat er soms ook met de vingers weer werd afgehaald, of eigenlijk, uitgesmeerd...). En niets dat ik eraan kon doen. Zagen die tantes mijn gruwel niet, terwijl ze me aan mijn voorzichtig uitgestoken handje tot heel vlakbij hun wangen trokken? De gekuste plekken voelde ik nog de hele middag zitten, als een soort gloeiende smetvlekken op mijn gezicht.

Dit soort overdreven innige en onhygiënische rituelen hebben we toch helemaal niet nodig? Dat is ook wel gebleken: we doen ze nu al maanden niet en de wereld draait nog steeds.
Inmiddels heb ik een "coming out" gehad over het handen geven en zoenen. En aan nieuwe mensen vraag ik al op afstand: "Mag het handsfree?"

woensdag 22 april 2020

Huisspinnen bestaan niet

Echt. Ze bestaan NIET. En ik kan er heel slecht tegen als iemand beweert van wel. Meestal door die term te gebruiken voor de meest vreselijke, angstaanjagende, indrukwekkende en gruwelijke spin die Nederland kent. Hij komt in meerdere varianten, ongetwijfeld niet eens hetzelfde ras, maar krijgt doorgaans die naam van mensen die zelf tegen alle logica in volstrekt geen angst hebben voor dergelijke monsters.

De dikke lijven, de lange, stevige, harige gehoekte poten en hun manier van bewegen, waarbij ze het ene moment compleet stil, het andere moment keihard hoog langs muren en plafonds rennen om vervolgens geheel onverwachts weer te bevriezen, danwel zich te laten vallen en verder te rennen. Hoe kan een mens, voorgeprogrammeerd door miljoenen jaren evolutionair bepaalde gefundeerde en terechte angst voor spinnen, zich daar níet compleet kapot van schrikken?

Huisspinnen dus. Mooi niet. Zoals ik ze ken, zijn het eerder een rioolspin - de zwarte variant die zich opvallend vaak ophoudt in de buurt van dakgoten en afvoeren - en een bosjesspin - de bruine; de naam zegt wel genoeg. 
De term huisspin suggereert dat het walgelijke insect ofwel thuishoort in huis (dat doet het zeker niet!), ofwel graag bij ons in huis komt logeren, waardoor we hem er tegen komen (iets dat ik weiger te geloven).

Als ik wat dapperder was geweest, had ik wat online research gedaan en nu precies kunnen vertellen om welke spinnensoorten het wél gaat, waar ze werkelijk leven en hoe we ze zouden moeten noemen. Er is echter één probleem. Ik durf niet. Want wat gebeurt er onvermijdelijk wanneer deze arachnofoob op haar tablet een relevante zoekterm intypt: er komen foto's in gigantische close-up van monsterlijk formaat via de tablet op haar schoot. Een eenmalige actie tegen de kosten van een nieuwe tablet, met als enige pluspunt dat ik eindelijk weet hoeveel meter ik dit apparaat door de woonkamer kan slingeren.

Een conclusie blijf ik u dus verschuldigd, voel u vrij om zelf te gaan zoeken. 
Echter, neem alstublieft één ding van mij aan: huisspinnen bestaan NIET!